2 september 2010 – verslag

Verslag Salon de Muséologie “De wereld van het puberende brein” – 2 september 2010

Donderdag 2 september jl. stond de eerste drukbezochte Salon van het seizoen in het teken van het puberbrein. Gasten waren Floris Mulder en Heleen Naterop van Het Dolhuys in Haarlem. Zij kwamen vertellen over hun nieuwe educatieve programma “Op reis door de wereld van het puberende brein”, gericht op leerlingen van 14 tot 18 jaar in VMBO/HAVO/VWO.

Huys-filosoof Floris Mulder nam ons aan de hand van een slideshow mee door de locatie en het programma. Het programma is gehuisvest in een aanpalend gebouwtje waar vroeger de verwarmingsketels van de voormalige psychiatrische instelling stonden. Het is omgedoopt tot “De Bovenkamer”. De scholieren (max. 15 per programma) krijgen allereerst een algemene inleiding tot het brein, en dan met name over de fase waarin het brein zich tijdens de pubertijd bevindt. Ze leren dat geen brein hetzelfde is. Wat gebeurt er in hun bovenkamer als ze verliefd, bang of onzeker zijn? Vervolgens dalen ze af naar “Het Breinlab” waar ze 4 videoportretten te zien krijgen van jongeren met respectievelijk verslaving, autisme, angststoornis en ADHD. Daarna gaan ze aan de slag met het doen van individuele persoonlijkheidstests. Ben je introvert/extrovert? Heb je zelf aanleg voor persoonlijkheidsstoornissen of verslavingen? Bij de uitslagen kunnen ze aangeven of ze de conclusies willen delen of liever voor zich zelf willen houden. In “De Verdieping” gaan de scholieren tot slot in kleine groepjes met elkaar in discussie. Deze wordt aangezwengeld aan de hand van gesprekskaarten waarop kwesties staan uit de vier video’s van de jongeren. Na afloop van dit deel gaan ze gezamenlijk onder begeleiding van de museumdocent door de vaste opstelling heen. Het totale programma duurt 2 uur. Meer info op: www.hetdolhuys.nl/De-Bovenkamer/Programma

Heleen Naterop is één van de museumdocenten die de programma’s begeleidt in de rol van ‘moderator’. Haar werd gevraagd naar de ervaringen met de jongeren, met name tijdens het discussiedeel. Waren er jongeren die vanuit de persoonlijkheidstest tot opmerkelijke zelfontdekkingen kwamen? Dat was op een enkele uitzondering na niet het geval.

Wat nog aandacht behoeft is de mate waarin de scholieren bereid zijn om open over zich zelf te durven praten; dat is nu nog wat meer vrijblijvend dan zij zou willen. Daarop werd gevraagd of ze veel verschil onderscheiden tussen enerzijds VMBO en anderzijds HAVO/VWO. Leerkrachten in het VMBO zijn niet altijd even gretig om met hun klas discussies aan te gaan vanwege het moeilijk kunnen beheersen van het proces. Heleen gaf aan dat in haar ervaring het programma voor de verschillende schooltypes even geschikt is en het meer neerkomt op de wijze van begeleiden van de groepen. Het discussiedeel beslaat nu maar een kwartier, wat niet al te lang is. Gesuggereerd werd om nog een verwerkingsles voor op school te ontwikkelen om verder binnen de veiligheid van de klas over het programma te kunnen doorpraten.

De scholieren worden tijdens het programma uitsluitend begeleid door de moderatoren van het museum. De eigen leerkrachten van de bezoekende scholen spelen geen rol in het programma. De ervaring leert tevens dat er een duidelijk verschil bestaat tussen de scholen die wel de voorbereidende les hebben doorlopen en de scholen die zich niet hebben voorbereid (een vaker gehoord probleem bij educatieve programma’s). Dat leidde tot de kwestie hoe het programma ontstaan is. Bij de ontwikkeling van het programma is er met name gesproken met leerlingen en niet met docenten uit het onderwijs. Dat is iets dat men wellicht nu meer wil gaan oppakken. In hoeverre sluit het aan op het bestaande curriculum? Wat neem je als museum als uitgangspunt bij de ontwikkeling van een programma? Ga je op de eerste plaats uit van je eigen missie of verdiep je je in het curriculum van de verschillende schooltypes om te zien hoe je programma kan aansluiten of verdieping kan geven aan al ingebedde leerstof binnen de methoden? De discussie pleitte voor het laatste. Docenten hebben al een overvol programma te draaien en veel erfgoedinstellingen willen natuurlijk dat hun programma daar tussen een plek krijgt.

De Salon zag duidelijk het belang van dit programma; jongeren in de pubertijd bewust maken van de eigen persoonlijkheid en daarmee van de eigen identiteit. Er werd gesuggereerd om ruimschoots de tijd te nemen om het verder uit te ontwikkelen in een proces waar met name een groep van schooldocenten bij betrokken wordt. Er werd een vergelijking gemaakt met de programma’s van het KIT die ook een jarenlang proces hebben doorgemaakt en nu vaak op de eerste schooldag van het jaar al onmiddellijk ‘uitverkocht’ zijn. In welke mate ben je als organisatie daar echter toe uitgerust? Vaak is de educatieve staf (te) klein om naast het draaien van de programma’s ook nog intensief door te ontwikkelen. Een goed educatief programma vraagt niet alleen veel inzet maar ook de nodige financiële investering. De mate waarin een erfgoedinstelling daartoe bereid is, is afhankelijk van hoe zwaar de strikt educatieve taken verankerd zijn in de bedrijfsmissie. Hoe dan ook, educatie betekent de wil om flink te willen investeren. In het geval van Het Dolhuys kost dit programma de school € 9,– per leerling. Met 2 moderatoren op een sessie met 15 leerlingen betekent dat, dat je niet uit de kosten komt. Ook bij Het KIT dekt het bezoek ondanks het succes van hun programma’s slechts een kwart van de kosten.

Al met al een inspirerende avond in een open sfeer, dankzij de informatieve en eerlijke presentatie van Floris en Heleen.

De avond heeft veel stof geboden om verder te discussiëren! Vandaar dat we je uitnodigen hier door te praten over de volgende kwesties:

  • Wat is volgens jou de best-practise bij het zetten van de eerste stappen bij de ontwikkeling van een nieuw educatief programma?
  • Hoe creëer je ruimte binnen de groep educatoren om naast het draaien van de programma’s voldoende armslag te hebben voor ontwikkeling en verbetering van programma’s?
  • Wat te doen als er voor nieuwe programma’s nauwelijks financiële ruimte is binnen de structurele begroting van je instelling? Iets anders laten? Verschuiven van accenten?
  • Maak je binnen de ontwikkeling van je aanbod onderscheid tussen enerzijds VMBO en anderzijds HAVO/VWO of is het format hetzelfde en differentieer je alleen op inhoudelijke niveau?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s